Suze Robertson. Toegewijd. Eigenzinnig. Modern.

tentoonstelling Museum Panorama Mesdag 2023

Wimmie Hofstra, MA @Hofcultuur copyright

Het werk van de Haagse Suze Robertsons (1855-1922) kenmerkt zich door persoonlijke stijlontwikkeling, die individueler en gewaagder is dan veel van haar tijdgenoten. Toegewijd. eigenzinnig. modern. Het is een juiste tagline bij de tentoonstelling over haar werk in Museum Panorama Mesdag. Robertson leefde in een interessante tijd waarin een radicale verandering plaatsvond in de kunst. In haar werkzame jaren werden ferme stappen gezet naar de moderne Nederlandse kunst, richting ’Mondriaan’, abstracte schilderijen met zwarte lijnen en vlakken in de kleuren rood, blauw en geel. Een mogelijke richting naar die abstractie ontstond onder Robertsons boetserende handen: ‘alles is materie’ sluit de inleiding van de tentoonstelling af. En waar dat ge-experimenteer met die materie toe kan leiden zie je al meteen halverwege de beginperiode van Robertson. Je hoeft er niet lang op te wachten. 

Krachtige tekeningen van krijt

Het begint met tekeningen van een exotisch model met erg krachtige lijnen in zwart krijt op papier. Robertson maakte deze bij Pulchri Studio, de kunstenaarsvereniging in Den Haag, waar ook Van Gogh op een blauwe maandag naar model had getekend. De krachtige lijnen die je hier ziet, hebben een vervolg in de voorlaatste zaal, waar het echt smullen wordt met de diverse Vischpoorten van Harderwijk in geel, rood, blauw en wit, maar die ik -op onderstaande afbeelding na dan- verder buiten beschouwing zal laten, want dit verhaal gaat ergens anders over en ja, je moet toch zelf gaan kijken natuurlijk…

Detail van een van de Vischpoorten van Harderwijk die Robertson in 1908-1909 maakte

Vergelijken is de kunst van het ontdekken

Met de leden van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK) bezocht ik afgelopen maand deze tentoonstelling, die nog tot en met 5 maart te zien is. Kunst en kunstgeschiedenis zijn per definitie in een context geplaatst en nooit geïsoleerd. We bouwen voort op het werk van anderen en zijn altijd in dialoog. Imiteren en emuleren – nadoen en wedijveren, met de bedoeling elkaar te overtreffen, of het nou om kunstgeschiedenis of kunst gaat. We bouwen voort op een database die alle voorgangers gezamenlijk hebben opgebouwd. Innovatie is vervolgens van belang en Suze Robertson innoveert op een aantal vlakken; de onderwerpskeuze, de behandeling van het verfoppervlak, de reis naar abstractie en het aangaan van het experiment. 

Begrijpelijk is dat de tentoonstellingsmakers Suze Robertson niet in eerste instantie met Van Gogh (1853-1890) willen vergelijken, zoals ze zowel aangeven in het bijbehorende filmmateriaal als in de lezing vooraf. Desalniettemin kan ik het niet laten. Ik schreef tenslotte een boek over Van Gogh in Den Haag. Maar vergelijken hoeft natuurlijk niet zover te gaan als dat de kunstenaar zijn eigenheid verliest. Suze Robertson was inderdaad geen vrouwelijke Van Gogh en ook Van Gogh was geen mannelijke Suze Robertson. En inderdaad Robertson verdient het een eigen plek te krijgen als innovator en wegbereider voor het moderne.

Buitenbeentjes bij de Haagse School

Waarom ligt zo’n vergelijking dan zo voor de hand? Althans voor de beginperiode van beiden. Van Gogh’s werkende periode in Den Haag was 1881-1883, zijn beginperiode als zelfstandig kunstenaar. Robertson startte in het jaar dat Van Gogh uit Den Haag vertrok in 1883. Haar startperiode laten de tentoonstellingsmakers stoppen in 1890, het jaar van Van Gogh’s dood. Van Gogh en Robertson leefden wel ongeveer in dezelfde tijd in Den Haag en waren beiden buitenbeentjes. Den Haag was de kunststad van Holland. Hier gebeurde het. Hier werkte de Haagse Schoolschilders, internationaal vermaard voor hun schilderkunst van Hollandse weilanden en strandgezichten in een nieuw soort realisme. Beiden bevonden zich wel temidden van deze kunstenaars, letterlijk en figuurlijk en toch waren ze anders. Ook ten opzichte van elkaar. De wegen die door beiden bewandeld worden zijn anders en het eindresultaat ook. Daar gaat de vergelijking niet op, althans niet als overeenkomstigheid. Misschien zouden we nog kunnen stellen dat als Van Gogh in Den Haag zou zijn gebleven zijn werk ook de afslag zou hebben genomen die Robertson nam. Maar zoiets kan je natuurlijk niet weten. Een belangrijk verschil is wel dat het werk van Robertson al snel hoge ogen gooit en zo had ze aan waardering nooit gebrek. Van Van Gogh kunnen we dat niet zeggen. 

De zelfkant, de zelfde kant

Het bijzondere aan Van Gogh in zijn Haagse periode is dat hij iets anders deed dan zijn tijdgenoten. Hij richtte zich naast het strand en de weilanden òòk op de stad , waar met de industrialisatie de sociale scheefgroei goed te zien was. Juist de onderlaag van de samenleving en de rafelrand van de stad trokken zijn aandacht. Maar Van Goghs werk in Den Haag bestond voornamelijk uit tekenwerk (en aquarel) en de formaten waren klein totdat hij uiteindelijk de stad verliet.

Het eerste tekeningetje dat Van Gogh verkocht was van Paddemoes (1882). Paddemoes, de Joodse wijk rond de Nieuwe Kerk, was een achterstandswijk waar Van Gogh en Breitner de poëzie wel van inzagen. Armzalige hofjes, vervallen buurtjes, de werkende mens die voortploeterde voor zijn bestaan, of degene zonder huis en haard op zoek is naar een gevulde maag. In Den Haag tekende Van Gogh veel. Mede omdat het budget niet echt toereikend was, hij het vak onder de knie wilde krijgen en/of omdat hij nou eenmaal niet zo goed met zijn budget om kon gaan en deze materialen betaalbaar waren.

Tekening Van Gogh bij de Nieuwe Kerk Den Haag

Oom Cor (C.M.) ziet een tekeningetje van ‘het  Paddemoes’, gezien vanaf de Turfmarkt. ’Hij zei eerst niets meer, totdat wij op een  teekeningetje kwamen, dat ik eens met Breitner flaneerende, ‘s nachts om 12 uur geschetst  had, n.l. het Paddemoes (dat Jodenbuurtje bij de nieuwe kerk) gezien van de Turfmarkt. … Zoudt gij mij meer van die stadsgezichtjes kunnen maken’, zei C.M. J… ‘Maak er 12 zoo voor  mij’. 

De figuren zijn nog niet zo goed getroffen, maar wat zo leuk is aan de tekening is dat je op de muur bij de kerk alle affiches precies kan lezen. Eentje is van een Spaans Bal Masqué. Dit soort leesbare affiches zie je vaker in zijn tekeningen. Een soort stripboek avant la lettre kan je oneerbiedig zeggen. 

Detail tekening Van Gogh bij de Nieuwe Kerk in Den Haag

De periode na Den Haag

Ook de periode na Den Haag, in Nuenen stond de ‘gewone’ ploeterende mens bij Van Gogh centraal. Hier schilderde hij in 1885 de boerenbevolking, de ‘aardappeleters’, die van de thuisindustrie en akkerbouw leefden; een echt schilderij en van behoorlijk formaat ook. Registreert hij deze mensen of is het een sociale aanklacht? Wie de brieven van Van Gogh leest, leest een enorme diepgang en kleur in zijn haast filosofische gedachten.

Het spinnewiel, weefgetouw en het weiland als inkomstenbron. De mens ploetert voort. Die onderwerpen zie je ook bij Robertson, wat meer in scène gezet, dat wel. Met smeuïge verf schildert zij een aantal jaren op vergelijkbare manier en met dezelfde kleurstelling als Van Gogh in Nuenen. Neem bijvoorbeeld het schilderij van een takbreekster op de tentoonstelling, waarbij met name interessant is hoe ze vallende takjes met enkele toetsen oranje-geel opbrengt, die afsteken tegen de okerkleuren van de voorstelling. Het is een momentopname. De takjes zijn aan het vallen, een soort barokke genrevoorstelling in de 19de eeuw. Hier geen verstilling, maar actie.

Detail takkenbreekster Suze Robertson

De onderwerpskeuze van Van Gogh en Robertson komt dus wel overeen en het kleurgebruik soms ook.

Size does matter

Robertson fotografeert hofjes, waarvan de woningen al zijn afgekeurd en dus onbewoonbaar verklaard. Hoe we dat weten? (ik bedoel dat onbewoonbaar zijn) Je kan het lezen op de foto-zelf. Maar deze aankondiging zie je niet terug op het schilderij wat ze er vervolgens van maakt.

Boven foto van Suze Robertson en onder het uiteindelijke schilderij zonder leesbare tekst

Terwijl Van Goghs werken topografisch correcte stadsgezichten zijn, vind je bij Robertson composities opgebouwd uit kleurblokken. Dat zie je goed op de enorme schilderijen die hier hangen. En size does matter! Dat had Robertson al door. Juist dat is revolutionair. Maar ook de verfbehandeling. Gestucte huizen zijn ook echt gestuct. De verflagen zijn dik en ferm opgebracht. Het gaat om grote volumes. Voor het formaat doek en de hoeveelheid gebruikte verf zou Van Gogh in zijn Haagse periode echt geen budget hebben gehad. Hij moet al uitkijken dat hij niet uit zijn huis wordt gegooid als hij een betaaltermijn heeft gemist. 

Kleurvlakken tegen elkaar aan geplaatst

Bij Robertson zijn de beeldelementen met een geometrische rangorde in het vlak geplaatst. Grote kleurvlakken tegen elkaar aan. Een van de meest indrukwekkende schilderijen is van een steegje in Leidschendam (1889). De vegende vrouw wordt vanuit het huis verlicht. Die licht- en donkercontrasten komen echt krachtig over. Dit schilderij was al in 1889 een blikvanger tijdens een tentoonstelling van eigentijdse kunst in Den Haag. Een waar debat-stuk, waar critici voor of tegen waren. En ook hier gold: size does matter. De boodschap komt over.

Een van de meest krachtige schilderijen van Suze Robertson

Onbegrip

Dat Robertson problemen had met werken in achterbuurten van Den Haag (zoals aangegeven in de tekst) was niet zo vreemd. Het vrouw-zijn heeft daar vast niet de doorslaggevende rol bij gespeeld. Ook Van Gogh ondervond veel tegenwerking in die buurten in Den Haag. Hij kleedde zich erop als hij daar ging schilderen, maar daar prikte de arbeiders gewoon doorheen. Hij beschrijft heel goed de reacties van de bewoners, tot het spugen op zijn werk aan toe.

Eerder Mondriaan dan Van Gogh

Ook zo’n typisch Van Gogh onderwerp uit zijn Haagse tijd zijn de bleekvelden. Een van de mooiste en meest geslaagde aquarellen van Van Gogh. Robertson doet dit heel anders. Maar ook dat resultaat mag er zijn en is echt niet vergelijkbaar. 

De Bleekvelden, aquarel van Van Gogh uit zijn Haagse tijd

In Leur (1895-1898) neemt ook Robertson dit onderwerp. In de omgeving van Robertsons huis waren bleekvelden, waar linnengoed in de zon werd gebleekt. 

De Bleekvelden, details van werken van Suze Robertson

De werken doen mij meer aan Mondriaan denken, die rond 1898 zijn experimentele landschappen maakte, waarvan het Kunstmuseum in Den Haag er een aantal van heeft. Als titel zou dit werk van Robertson ook compositie van kleurvlakken, kunnen heten. En als we dan toch moeten vergelijken, dan zou ik dat dus eerder met Mondriaan doen. Op weg naar het moderne… Met de Vischpoorten als tussenstap.

Een experimenteel landschap van Mondriaan uit het Kunstmuseum

Meer onderzoek

Allereerst mijn complimenten voor Museum Panorama Mesdag voor deze geweldige tentoonstelling. Het is een redelijk onontgonnen terrein geweest. Dat maakt het natuurlijk juist interessant. Het geeft daarmee ook extra ruimte voor dialoog. En laten we daar mee afsluiten:

Wanneer je twee werken naast elkaar plaatst uit de laatste en voorlaatste zaal dan lijken de portretten om één en dezelfde persoon te gaan. De kleding komt zelfs overeen. Het gaat om een vergelijking van het portret van Siska en Meisje met boek/Zittende meisje. Zou het portret van Siska, ca. 1910-1915 waarover terecht wordt gesteld dat het om een van de meest expressieve en vooruitstrevende werken van haar oeuvre is niet een en dezelfde persoon zijn? Het portret lijkt wel erg veel op het Meisje met boek uit ca. 1908 dat volgens aantekeningen in een van Robertsons schetsboeken geïdentificeerd kon worden als Rachel Blik uit de Bezemstraat, Paddemoes dus. Toch weer terug bij Vincent van Gogh’s Haagse streken…

Een en dezelfde figuur?